De kosten van gratis (2)

In Nederland maken we te makkelijk de sprong van vrij en open naar ‘gratis’. Zo blijft de discussie over ‘vrije leermiddelen’ door de politiek in de hoek van ‘gratis leermiddelen’ geplaatst worden.  Er is nog wel enige bereidheid de opstartkosten te dragen voor een project als WikiWijs, maar daarna is het echt gratis. En van de leraren. Je houdt je hart toch vast voor de succeskansen.

door Jan Stedehouder

“Met het gebruiken van vrije en open source software komt niet alleen vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid, inclusief de verantwoordelijkheid om financieel bij te dragen aan de ontwikkeling van deze software. Wie dat niet wil en alleen maar staat op het ‘recht’ om ‘gratis’ van de software gebruik te maken, kan beter bij de illegaal gedownloade, gesloten software blijven.”

Met deze conclusie eindigde het eerste artikel met de titel “De kosten van gratis“, een conclusie die onverkort geldig is voor andere delen van de vrije en open wereld. Zoals de Creative Commons.

Creative Commons is een mooi concept. Creatievelingen maken muziek, foto’s, video’s, grafische kunststukjes of schrijven artikelen en boeken. In plaats van terug te vallen op het traditionele auteursrecht (i.e. ‘je blijft er met je tengels van af en o wee als ik er achter kom’) plakken deze creatieve geesten er een Creative Commons-licentie op.  “Dan is het gratis!”, hoor ik al weer ergens roepen, maar dat is dus weer die verkeerde denkwijze. De sleutel bij Creative Commons is: “Some rights reserved”, oftewel “enkele rechten voorbehouden”. De maker van het werk geeft jou de ruimte en de mogelijkheid om zelf ook leuke dingen te gaan doen met zijn hersenspinsels. De fotograaf, schrijver, muzikant, schilder, VJ of wat dies meer zij vindt het wel prettig dat je op een gegeven moment het boek, de film of de cd koopt.

Michael Carrol, bestuurslid van Creative Commons, deed deze week een oproep voor ondersteuning van het Creative Commons gebeuren. Want, jawel, Creative Commons is meer dan een handige website waar de bezoekers van jouw site naar toe worden geleid als ze op een van de licenties klikken. Zo’n website loopt natuurlijk ook niet op ‘goede wil’ en ‘enthousiasme’, maar dat terzijde. Zo zijn er tal van initiatieven gaande om er voor te zorgen dat de licenties passen binnen de nationale en internationale auteursrechtafspraken, wordt er onderzoek verricht naar de ‘grensgebieden’ van de licenties, bijvoorbeeld rond het criterium ‘niet-commercieel’ gebruik en de grens met het publieke domein.  De Creative Commons-techneuten zijn hard bezig om er voor te zorgen dat de toegankelijkheid van de licenties beter wordt en droegen en passant bij aan een Web 3.0 standaard.

Creative Commons is niet de enige organisatie die zich bezig houdt met de fundamenten van de vrije en open wereld. Dergelijke organisaties vereisen de inzet van gekwalificeerde mensen met solide vakkennis op verschillende terreinen. Mogen wij verwachten dat zij dit ‘om niet’ blijven doen, zodat wij ‘gratis’ de vruchten kunnen blijven plukken? Is het aanvaardbaar om doelbewust beleid te ontwikkelen dat uitgaat van de inzet van talloze vrijwilligers, zodat organisaties en bedrijven mooi de eigen kosten voor R&D kunnen verlagen? Mijn antwoord is een heel duidelijk nee! De prestaties van de vrije en open wereld zijn geen grabbelton waar zonder tegenprestaties uit gegraaid kan worden.

Overheden, organisaties en bedrijven krijgen meer belangstelling voor de vrije en open wereld, zien de praktische en commerciële meerwaarde van open source en open standaarden.  Wij, als enthousiaste gebruikers van Linux en open source, zijn er soms iets te snel bij om te wijzen op het feit dat al dit moois gratis beschikbaar is. Zo zenden wij de verkeerde boodschap uit. De Linux Foundation heeft al een mooie voorzet gegeven met het artikel Estimating the Total Development Cost of a Linux Distribution. Nu kunnen we tegen de nieuwkomers zeggen: “Kijk, dit cd-tje heeft 10 miljard dollar aan ontwikkelingskosten gekost. Ik wil het je best geven en daarna mag je er mee doen wat je wilt, maar ik verwacht wel dat je er iets voor terug gaat doen”, een pay-it-forward boodschap.

En het woord ‘gratis’? Misschien wordt het tijd om dat eens uit onze vocabulaire te schrappen.

8 gedachten over “De kosten van gratis (2)”

  1. Alsof je het erom deed: Je klikt op de link naar “pay-it-forward” en het eerste wat je dan leest op die pagina van Wikipedia is een button met “Donate Now”.

  2. Ik vraag mij af hoeveel “politieke bevlogenheid” bepalend is geweest voor de huidige 0,8% van de computergebruikers om te kiezen voor Linux als hun OS.

    Er is een heel klein marktaandeel en ik vermoed dat het merendeel van de huidige gebruikers op de een of andere manier een achtergrond heeft in de ICT. Dat zijn dan vakbroeders bij ISP of hosting providers of het zijn programmeurs of scriptschrijvers. Je hebt een paar (relatief) mensen die omwille van vrije software hun keuze hebben gemaakt.

    Windows heeft met haar zakelijk model bewezen dat een prijskaartje niet het struikelblok hoeft te zijn. De meeste gebruikers zijn niet in staat om een bijdrage aan het OS te leveren. Het lijkt mij dus dat de kracht van een OS moet liggen in haar systeem, maar vooral in de marketing van die gedachte. En laat daar nou juist Linux alles laten liggen.

  3. Politieke bevlogenheid? Ik denk dat dit argument slechts bij een deel van de huidige gebruikers is. Het argument dat het om ICT-ers gaat zou vijf, zes jaar geleden nog wel valide zijn, maar dat is ondertussen ook al fors achterhaald. Er zijn gebruiksvriendelijke distributies die zich richten op eindgebruikers die vanuit de Windows desktop wereld komen.

    Over het zakelijke model van Windows wil ik graag nog eens verder discussiëren, maar tot voor kort was er simpelweg nauwelijks een keuze (nog afgezien van afspraken met boxenschuivers).

    Wat betreft marketing kan ik het wel met je eens zijn. Daar doen Apple en Microsoft het een heel stuk beter. Maar ja, daar zit ook een hoger prijskaartje vast aan de software. 😉

Reacties zijn gesloten.